Een handleiding voor de moderne rundveehouderij

Die met de nodige kennis en praktijk ervaring de ecologische en economische uitdagingen van de toekomst aangaat.

Opstal-management bij rundvee

De oogst geschoren, de winter geboren. Het veldwerk zit er nu grotendeels op maar voor de rundveehouders breekt nog een drukke periode aan. De runderen moeten binnen gehaald worden en voorbereid op een lange stalperiode.

De oogst geschoren, de winter geboren. Het veldwerk zit er nu grotendeels op maar voor de rundveehouders breekt nog een drukke periode aan. De runderen moeten binnen gehaald worden en voorbereid op een lange stalperiode. Of in het afgelopen weideseizoen de juiste beslissingen en maatregelen genomen werden om de dieren gezond en in conditie te houden, komt dan snel aan het licht. Eens te meer moet men beseffen dat “rendabele rundveehouderij”  een werkwoord is! Ontwormen, huidparasieten bestrijden, vaccineren , bloedonderzoek en scheren behoren tot de standaard handelingen van een goed beheerd bedrijf.

Voorbereiding

De goed georganiseerde veehouder zorgt er natuurlijk voor dat vaccins, anti-parasitaire middelen en scherp geslepen mesjes voor de scheermachine klaar liggen. Installaties, zoals bijvoorbeeld een behandelingsstraat, behandelingsbox of automatische vanghekkens, om dieren vlot en veilig te verzorgen zijn geen overbodige luxe. 
Drinkwater installatie zeker nakijken. Drinkwater moet van goede chemische en biologische kwaliteit zijn. In de leidingen heeft het water gedurende de zomer vaak de ganse tijd stil gestaan. Hierdoor kan zich een zogenaamde biofilm op de wand afgezet hebben.

De leidingen goed doorspoelen, filters en drinkbakken reinigen is dan ook de boodschap. Gebruik geen ontsmettingsmiddelen voor het reinigen van de drinkbakken, die zijn schadelijk voor de pensflora. Let ook op het debiet van de drinkbakjes met klep. Dit laat zeer vaak te wensen over. Een vlot lopend drinkbakje moet 20 liter per minuut halen. Onvoldoende beschikbaarheid van drinkwater leidt altijd tot productieverliezen en soms zelfs tot zware gezondheidsproblemen. 

Meten is weten.

De opstalperiode is het ideale ogenblik om bloedstalen te nemen van enkele dieren in de verschillende leeftijdscategoriën. Door bloedonderzoek krijgt men belangrijke informatie over de gezondheidstoestand van de veestapel. Heel wat parameters kunnen hierbij onderzocht worden. Pepsinogeen en antistof tegen maag- en darmwormen en leverbot geven informatie over de graad van wormbesmettingen. 

Antistoffen voor diverse virale aandoeningen (IBR , BVD, RSV)) geven ons een idee over de al dan niet aanwezigheid of passage van een virale besmetting en/of de kwaliteit van de vaccinatie. Mineralenonderzoek op sporenelementen toont aan of de mineralen toediening in het  rantsoen op het juiste niveau zit. Vruchtbaarheidsproblemen, weerstandsdaling , plotse kalversterfte nemen vaak toe door tekort aan sporenelementen. Selenium tekort komt vooral bij Belgisch witblauw dikwijls voor.

Jongvee tijdig opstallen. 

Bij zacht weer en hoge temperaturen in de herfst, groeit het gras lang door. Veehouders zijn dan nogal eens geneigd om jonge zowel als oudere dieren langer op de weide te laten met de bedoeling om dankzij deze “grasmaaiers” het gras op de goede lengte de winter in te laten gaan. Dit houdt echter een aantal risico’s in.

De voedingswaarde en het mineralengehalte van het najaarsgras laten te wensen over. Dit gras is daardoor ongeschikt voor opgroeiend jongvee. Jonge dieren haalt men vanaf begin tot half oktober beter op stal zodat ze voldoende goed voeder krijgen en geen groei-achterstand oplopen.
“Ja, maar ik voeder die dieren bij op de weide” hoor ik je al zeggen. Dat is een mogelijkheid, maar dan moet je wel rekening houden met een toenemend risico op zware worminfecties, terwijl de koude nachten veel  energie vragen en het voederverbruik sterk doen toenemen.

Worminfecties.

De mate van ontwikkeling van worminfestaties bij rundvee is complex en van veel verschillende factoren afhankelijk. Zo heeft een permanente standweide een veel hogere infectiedruk dan een systeem van omweiden.  Het al dan niet behandelen tijdens het weide seizoen, het behandelingsinterval en het soort product spelen eveneens een belangrijke rol. Naarmate het weideseizoen vordert stijgt de worminfectiedruk op een besmette weide exponentieel. Vooral als de temperatuur in het najaar hoog is, blijven de wormeieren zich ontwikkelen tot infectieuse larven. De najaarsdauw houdt het gras lang vochtig waardoor wormlarven niet uitdrogen en lange tijd  infectieus blijven . 

Indien men jongvee langer dan half oktober buiten laat, dan wordt bij het opstallen het gebruik van (dure) wormmiddelen wellicht onvermijdelijk. Oa. de larven van de maagworm (Ostertagia) ontwikkelen zich in het najaar niet verder tot volwassen worm, maar nestelen zich in de diepte van de maagwand om te overwinteren, waardoor de verteringsfunctie van de lebmaag verstoord wordt. Of er al dan niet moet ontwormd worden bij het opstallen hangt af van de mate waarin de dieren geïnfecteerd zijn. Een eerste aanwijzing is hun algemene conditie.

Melkvee vaarzen die tijdens het weideseizoen voldoende gras ter beschikking hadden moeten bij een goed uitgekiend wormbestrijdingsprogramma in uitmuntende conditie binnenkomen. Indien dieren in slechte conditie arriveren, dan is bloedonderzoek op pepsinogeen of specifieke worm-antistoffen  (Ostertagia en leverbot) mogelijk en nodig om na te gaan, wat, wanneer en hoe men gaat behandelen . Indien je dieren sterk vermagerd zijn bij het opstallen dan is je bedrijfsmanagement aan herziening toe. Door de bedrijfsvoering aan te passen moet je dergelijke verliezen in de toekomst kunnen vermijden. Vraag ook uw dierenarts om advies.

Ook via de tankmelk kan men deze testen uitvoeren om de parasitaire infectiegraad van de melkveestapel te bepalen zodat men weet of er al dan niet moet behandeld worden.

Alhoewel oudere dieren vaak reeds voldoende weerstand opgebouwd hebben tegen wormen is het verblijf op een zwaar besmette weide ook voor hen een ernstige stressfactor. 

Resistentie.

Resistentievorming bij maag-en darmwormen kan oa. de oorzaak zijn waarom je behandeling onvoldoende resultaat heeft.
Om resistentie te voorkomen is afwisseling van wormmiddel nodig. Let op: veel verschillende produkten (merknamen) hebben vaak hetzelfde actieve bestanddeel (oa. ivermectine).  Bespreek de keuze van het produkt met je bedrijfsdierenarts. 

Het systematisch uitvoeren van een wormbehandeling is ook niet altijd nodig. Zodoende kan men besparen op kosten voor wormmiddelen en vermindert ook het optreden van resistentie.

Uitwendige parasieten bestrijding.

Bij het begin van de opstalperiode is een behandeling tegen uitwendige parasieten  zoals schurft en luizen vaak noodzakelijk. Huidparasieten zorgen voor permanente irritatie en jeuk, 24 u op 24. Bij ernstige aantasting gaan runderen, ondanks een goede voeding, zelfs vermageren.

Bij melkveerassen komt schurft niet zo veel voor, maar controle op de aanwezigheid van schurft en zeker ook luizen is meer dan aangewezen. Dieren die zich schuren of zichzelf voortdurend likken zijn zeker verdacht.
Belgisch witblauw is typisch zeer vatbaar voor schurft. Bij witblauwfokkers is de standaard opstalbehandeling dan ook : scheren, wassen, ontwormen. 
Door het scheren verwijdert men al een deel van de parasieten, en kan men veel gemakkelijker de overige huidparasieten bereiken en bestrijden.

Indien men jongvee tijdig opstalt en scheert,  dan is hun vacht bij het intreden van de winter al voldoende teruggegroeid zodat men in openfrontstallen niet moet vrezen voor onderkoeling. Zeer jonge dieren kan men, met de winter voor de deur, beter niet volledig scheren. 

Aandachtspunten bij de parasieten bestrijding.

Nogal wat veehouders behandelen traditiegetrouw met een produkt uit de avermectine -groep.
Avermectines werken zowel tegen maag-darmwormen als tegen huidparasieten en worden toegepast door pour-on of door injectie.  Produkten zoals oa. Levamisole, die niet werken tegen larvaire wormstadia, zijn niet geschikt voor opstalbehandeling. Om effect te hebben moeten parasieten in contact komen met het product. Oppervlakkig levende schurftmijten (Chorioptes-soort) en niet-bloedzuigende luizen ontsnappen grotendeels aan deze behandeling, evenals de schurftmijten die zich in de schurftkorsten bevinden. Deze ongewenste gasten zijn best te bestrijden door herhaaldelijk wassen met amitraz. 

Een schurftmijt is slechts 0,1 mm groot. In de huidkorsten kunnen ze zich dan ook in grote aantallen zeer goed verstoppen. (Om dit even duidelijk te maken volgende vergelijking: In een schurftkorst van 0,5 cm dik en 20 cm diameter kan een schurftmijt zich evengoed verbergen als een mens in een strobalen doolhof van 50 meter hoog en 2 km  breed!)  Bij korstvorming is 2 à 3 keer wassen dan ook onvoldoende om schurftvrij te zijn.

Daarom moet bij schurft de behandeling (wassen of besproeien) volgehouden worden tot alle korsten en onzuiverheden op de huid en in de vacht verdwenen zijn. Combinatie van schurft met huidschimmel maakt de behandeling nog moeilijker. Toevoegen van een beetje vloeibare zeep aan de wasoplossing verlaagd de oppervlaktespanning waardoor het product zich beter zal verspreiden en doordringen .

Zoals voor elke parasietenbehandeling, moet men trachten de cyclus te doorbreken, d.w.z. voorkomen dat nieuwe parasieten volwassen worden en terug eieren leggen. Daarom mag bij kortwerkende producten de tijd tussen de behandelingen maar maximum 10 dagen bedragen.  (Advies: was of sproei  1 x/week gedurende meerdere opeenvolgende weken)
Eieren en poppen zijn immers ongevoelig voor de bestrijdingsmiddelen. Indien men bij het behandelen de tussentijd te ruim neemt, zijn er reeds opnieuw eieren aanwezig. Zo kan je dus bezig blijven. 
De ontwikkelingsduur van ei tot larve is temperatuurafhankelijk. Daarom moet, zeker bij koude omgevingstemperatuur,de behandeling ook lang genoeg volgehouden worden.

Begin de behandeling indien mogelijk reeds op de weide, vooraleer op te stallen. Een door afgevallen of afgeschuurde korsten besmette box blijft namelijk de ganse winter besmet en infectieus. 
Scheer niet in de box, tenzij je de scheerplaats grondig  reinigt en de afgeschoren haren vernietigt.

Behandel bij het wassen of besproeien de volledige huidoppervlakte, ook in de oren, onder de oksels en de staart. Gebruik bij het wassen of besproeien de juiste dosering van het product per dier. Wees echter voorzichtig bij drachtige dieren met ernstige huid beschadiging. De snelle resorptie van het product en/of overdosering kan abortus of zwak geboren kalveren veroorzaken. Zorg ook voor uw eigen veiligheid en draag beschermende kledij. Behandel ook de omgeving (ligbed, bindstelsel, bodem, wand, touwen)

Weerstand op peil houden: zorg voor een goede,  uitgebalanceerde voeding en voldoende mineralen. Bij de behandeling van grote groepen  kan snel gewerkt worden door gebruik te maken van het  spuittoestel met daaraan één of twee hogedrukspuitslangen gekoppeld. 

Leverbot is geval apart.

Leverbot is een platworm, is niet gevoelig aan wormmiddelen tegen rondwormen en moet dus met een product specifiek tegen leverbot bestreden worden. De meeste leverbotmiddelen werken enkel tegen volwassen leverbotten. De larvaire ontwikkelingsperiode van leverbot duurt ruim twee maand. Aangezien de zwaarste besmetting vooral in de laatste weken van het weideseizoen optreedt, zal bij een éénmalige opstalbehandeling slechts een fractie van de leverbot besmetting verwijderd worden.

Een herhalingsbehandeling na minimum twee maand, is dan ook nodig.

Runderen kunnen met leverbot besmet zijn zonder duidelijke symptomen te vertonen. Toch zal de vruchtbaarheid hierdoor zeker gestoord zijn. Vandaar dat controle op leverbotbesmetting via bloed- en/of tankmelkonderzoek tot het standaard opstalprotocol moet behoren.