Een handleiding voor de moderne rundveehouderij

Die met de nodige kennis en praktijk ervaring de ecologische en economische uitdagingen van de toekomst aangaat.

Kunstmatige Inseminatie

Invloed van de inseminator

  • Beroepskennis en -ernst.
  • Techniek: correcte werkwijze ( Vervoer en bewaring van spermadoses, ontdooien, monteren en vervoer pipet, hygiëne bij materiaal en uitvoering, inseminatietechniek.)

Invloed van het inseminatietijdstip

  • Periode na de kalving
  • Na de kalving moet de baarmoeder zo snel mogelijk terugkeren naar de situatie van voor de dracht. Dit involutieproces duurt gewoonlijk meerdere weken.Het wordt versneld door een goede gezondheidstoestand en vnl door bronst. Het wordt vertraagd door geboortemoeilijkheden en ontstekingsprocessen. Deze probleemkoeien aanduiden op koekalender en 3 weken na kalving prostaglandines toedienen. 
  • Insemineren voor de 6 weken na kalving wordt ontraden . De bevruchtingskansen zijn lager. Indien het involutieproces nog niet voltooid is, is de kans op het ontstaan van chronische metritis reëel.
  • Hoogproductieve melkkoeien geven vanaf 2 maand na kalving minder goede eicellen.
  • Wil men een tussenkalftijd halen van gemiddeld 365 dagen dan moeten de koeien 3 maand na kalving drachtig zijn .

Dit houdt in dat de inseminatieperiode waarbij men een tussenkalftijd van 365 dagen kan halen, slechts 6 weken of 2 cycli bedraagt. Men mag dus bijna geen bronstwaarneming missen.

 

Tijdens de bronstfase

  • Beste moment in tweede helft van de staande bronst.( Zie schema)
  • Belang van goede bronstobservatie.
  • Hoe beter de kwaliteit van de spermadoses, hoe beter het resultaat.
  • Bij sterk geconcentreerde doses mag men “te vroeg” insemineren.
  • Ervaring leert ons dat het tijdstip van insemineren invloed heeft op het geslacht van het kalf. Hoe later men insemineert ( voorbij staande bronst, 24 u na begin staande bronst) hoe groter het “risico” op een stierkalf. Wetenschappelijk niet bewezen, maar in de praktijk stellen we vast dat door vervroegen van het inseminatietijdstip op "probleembedrijven" de onevenwichtig verhouding tussen stier- en vaarskalveren hersteld wordt.
  • Relatief vroeg insemineren kan dus gunstig zijn, om het % vaarskalveren op peil te houden. Voorwaarde is echter dat de spermakwaliteit (aantal en overlevingsduur) voldoende hoog is.
  • Ook bij ET toepasbaar,herhaaldelijk insemineren tijdens superovulatoire bronst verhoogt de kans op mannelijke kalveren; éénmalige inseminatie geeft meer een fifty-fifty verhouding.