Perinatale sterfte of verlies aan kalveren in de eerste levensweken bedraagt algemeen gemiddeld 7%. De belangrijkste oorzaken zijn geboortemoeilijkheden en op de tweede plaats ziekten zoals diarrhee en longontsteking .Bij het Belgisch Wit-Blauw ras bedraagt het perinatale sterftecijfer gemiddeld 5%, wat enigzins logisch is aangezien door de routinematige toepassing van de keizersnede geboortemoeilijkheden uitgesloten worden.
Toch blijft een gemiddelde uitval van 5% een zwaar negatieve invloed hebben op het bedrijfsrendement. Het management moet er dan ook op gericht zijn om daar waar het mogelijk is de factoren die rechtstreeks of onrechtstreeks oorzaak zijn van kalversterfte te voorkomen.
sterfte voor en tijdens de geboorte
Oorzaken
- Door onvoldoende observatie gemist kalvingstijdstip
- Onvoldoende duidelijke tekens van een aan de gang zijnde kalving. Komt vnl. voor bij zeer zware kalveren
Gevolg: de keizersnede wordt te laat uitgevoerd en het kalf wordt dood of sterk verzwakt geboren. Indien kalveren bruingeel gekleurd door meconium uitscheiding (eerste mest) geboren worden, wijst dit meestal op een zware stresstoestand (zuurstoftekort) waarbij de geboorte niet lang meer mocht uitgesteld worden.
Preventie
Er zijn verschillende mogelijkheden om het kalvingstijdstip vast te stellen. Vooreerst moet men koeien einde dracht tijdig controleren. De gemiddelde drachtduur bedraagt 285 dagen, evenwel met een marge van +-10 dagen voor en na datum. Belang van dekdatum te kennen.
Tekenen die wijzen op een naderende kalving:
gespannen uier, verweking van ligamenten en pezen: losse bekkenbanden,, staarttop kan omgeplooid worden waarbij de opening in de bocht volledig dicht gaat.
Herhaaldelijke observatie
zowel overdag als 's nachts is nog een frequent gebruikte methode. Deze methode is echter tijdrovend en vermoeiend en op grote bedrijven gedurende een kalfseizoen niet vol te houden. Een televisiecamera met beeldscherm in de woon- en slaapkamer kan een goed hulpmiddel zijn.
Temperatuur controle:
Einde dracht stijgt de lichaamstemperatuur van de koe met bijna 1 graad Celsius om vlak voor de kalving (<24 uur) met bijna 1 graad te dalen.De temperatuurmeting dient dageljks op hetzelfde tijdstip uitgevoerd te worden, liefst voor het voederen. Deze methode is niet 100% betrouwbaar, omdat koortstoestanden te wijten aan ontstekingen of infecties (bv. mastitis of klauwontstekingen) de temperatuurdaling kunnen maskeren.
Elektronische afstandgestuurde bewakingssystemen
(bv. Agritronics:signaleert het op gang komen van de weeën. Dit systeem werkt vrij goed mits enige ervaring in het gebruik.
Radco: afstandgestuurde controle van de lichaamstemperatuur om de vijf minuten, met weergave van de temperatuurcurve op de computer, alarm bij nadering en begin kalving, eenvoudig te plaatsen en zeer efficiënt systeem)
Apparatuur verwittigt wanneer de kalving begint of nadert. Ook telefonische melding op GSM.
Mogelijk klein nadeel: het aantal gecontroleerde dieren is beperkt tot het aantal beschikbare toestellen, Radco kan 16 dieren gelijktijdig opvolgen.
Systematische manuele controle van de ontsluiting van de baarmoederhals:
Bij alle dieren die duidelijke tekens van naderende kalving vertonen ( losse bekkenbanden, - staarttop, gespannen uier, temperatuur daling) wordt in de vooravond een controle uitgevoerd op de toestand van de baarmoederhals. Bij een ontsluiting vanaf twee vingers breed ( 3 à 5 cm) wordt systematisch keizersnede uitgevoerd. Voordeel: geen gemiste kalvingen en nachtrust verzekerd.Het tijdig uitvoeren van de keizersnede heeft als bijkomend voordeel dat de eigenlijke kalving en dus de weeën nog niet volledig op gang zijn. De keizersnede wordt dan uitgevoerd op een nog relatief rustige en niet vermoeide baarmoeder terwijl het kalf ongestresseerd geboren wordt. Dit is uitermate bevorderlijk voor het verloop van de operatie en het helingsproces en de vitaliteit van het kalf. Is een methode die op reeds op vele bedrijven met succes wordt toegepast. Ook bij het gebruik van Radco heeft men dit voordeel.
sterfte na de geboorte
Oorzaken
Zwak kalf syndroom
Is een toestand waarbij het pasgeboren kalf zeer zwak is, niet in staat is om recht te staan en moeilijk drinkt. Vaak sterven dergelijke kalveren binnen de drie dagen na de geboorte. Wordt vooral vastgesteld bij kalveren afkomstig van koeien die in de laatste maanden van de dracht een laag eiwit rantsoen gevoederd werden en/of sterk vermagerden. (Opletten voor éénzijdige maisvoeding einde dracht !!) Onvoldoende voeding treedt ook op bij drachtige dieren die een zware parasitaire worminfestatie doormaken. BVD infecties (bovine virale diarrhee) werden in sommige gevallen van zwak kalf syndroom geïdentificeerd, evenals vitamine E en selenium tekort. Ook uitwendige parasieten zorgen voor zware stress. Recente studies hebben aangetoond dat een laag eiwit dieet (minder dan 1kg ruw eiwit /dag) in de laatste maanden van de dracht het voornaamste risico is voor zwak kalf syndroom. Het blijkt dat dergelijke kalveren hun lichaamstemperatuur moeilijk op peil kunnen houden. Ook in normale omstandigheden vertonen kalveren vaak een daling van de lichaamstemperatuur in de eerste 8 uren na de geboorte. Dit is te wijten aan het feit dat zij warmte-energie verbruiken om op te drogen. Eenvoudig het kalf afdrogen in een warme omgeving neemt een belangrijke stressfactor weg en stelt de nieuwgeborene in staat om zijn energie reserve te behouden om recht te staan, te drinken en op temperatuur te blijven. Het afdrogen bevordert tevens de ademhaling. Ook bij een langdurig geboorteproces wordt zwak kalf syndroom vastgesteld. In dit geval is het vooral het zuurstof tekort en de metabole acidose die verantwoordelijk zijn voor de symptomen.
Conclusie: De verzorging van het kalf begint dus eigenlijk reeds bij de verzorging van het moederdier. Zwak kalf syndroom kan voorkomen worden door een degelijk evenwichtige gevarieerde voeding en /of in- en uitwendige parasietenbestrijding van de drachtige koeien, vnl. in de laatste maanden van de dracht. In de winterperiode is een extra vitaminen (A,D,E) toediening zeker bevordelijk voor de gezondheid en vitaliteit zowel van koe als kalf. Weet dat maissilage weinig eiwit en weinig vitamine E bevat! Bij inwendige parasietenbestrijding mag leverbot niet vergeten worden. Leverbot is niet gevoelig aan de courant gebruikte wormmidddelen. Nochthans blijkt uit eigen onderzoek dat leverbot op de meeste bedrijven in Vlaanderen aanwezig is, met of zonder symptomen. Let op: overdrijving in de voeding met vervetting tot gevolg is dan weer nadelig voor de algemene gezondheid van koe en kalf.
Infectieziekten
Weerstand tegen ziektekiemen is grotendeels gebaseerd op antistoffen of immunoglobulines. Antistoffen komen voor in het bloed en worden gevormd als een reactie op een infectie of een vaccinatie = Actieve immuniteit. De antistoffen in het bloed van de koe zijn te grote eiwitmoleculen om tijdens de dracht de placentabarrière te passeren en in het bloed van het kalf terecht te komen. Een kalf wordt onbeschermd, zonder antistoffen geboren. De koe concentreert evenwel antistoffen in het colostrum of biestmelk vanaf ongeveer vijf weken voor de kalving. Het bloedserumgehalte aan antistoffen daalt tot 50% van de normale waarde, terwijl de concentratie in het colostrum stijgt tot een gehalte dat 3 tot12 maal hoger ligt dan in het serum. Colostrum bevat 22% vaste stof in vergelijking met normale volle melk die 12% bevat. Colostrum kwaliteit kan gecontroleerd worden door het meten van de dichtheid. Een groot deel van deze extra vaste stof zijn immunoglobulines, doch colostrum is ook een rijke bron aan melkeiwit, energie in de vorm van vet of suikers, en vitamines, speciaal vitamine A en E. Energie is belangrijk voor het instandhouden van alle metabole functies, behoud van lichaamstemperatuur incluis.
Een pasgeboren kalf verkrijgt zijn antistoffen en dus zijn bescherming tegen infectieziekten enkel en alleen via opname van colostrum. = Passieve immuniteit. Om via colostrum toediening een afdoende bescherming te bekomen tegen ziekteverwekkers, moet echter aan een aantal voorwaarden voldaan worden. Infecties en ziekten bij jonge kalveren zijn bijna altijd terug te voeren tot een fout of een factor die verband houdt met de biestmelk toediening! Een aantal factoren beïnvloedt het gehalte aan immunoglobulines in colostrum. -Het ras heeft een invloed op de hoeveelheid melk die geproduceerd wordt. Melkvee heeft een hogere productie dan vleesvee. De voedingstoestand van de koe in de laatste 100 dagen voor de kalving beïnvloedt sterk het colostrumgehalte. Bij dieren met slechte conditiescore wordt 10% meer sterfte vastgesteld bij de kalving en nog eens 19% meer verlies door diarrhee.
- Het lactatiegetal beïnvloedt eveneens sterk de antistofconcentratie, vaarzen hebben een veel lagere concentratie dan oude multipare koeien.
- De eerste (volledige) melkbeurt bevat dubbel zoveel antistoffen als de tweede. Per melkbeurt wordt de concentratie aan antistoffen gehalveerd.
- Melkverlies en voortijdig melken verminderen de antistofconcentratie.
- Colostrum toediening moet zo snel mogelijk na de geboorte gebeuren en wel om twee redenen.
Ten eerste bezit het pasgeboren kalf nog geen antistoffen. Zolang er geen biestmelk opgenomen werd, is het kalf weerloos tegenover infecties, zodat alle mogelijke ziektekiemen (bacteriën,virussen) die in het lichaam terecht komen vrij spel hebben. Via de bloedbaan kunnen ze het ganse lichaam door uitgezaaid worden met zeer ernstige ziekteverschijnselen tot gevolg.(vb. geel water of polyartritis) Ten tweede is een snelle toediening van levensbelang, omdat de efficientie van de opname van immunoglobulines lineair daalt vanaf de geboorte. Gespecialiseerde absorptiecellen in de darmwand van het pasgeboren kalf brengen de antistoffen in de bloedbaan. Deze cellen hebben slechts een korte levensduur, waardoor een 12-tal uren na de geboorte geen antistoffen meer in het bloed opgenomen worden. Deze "intestinale sluiting" wordt door de voeding versneld. Bij kalveren die pas 24 uren na de geboorte colostrum gedronken hebben wordt toch nog een kleine hoeveelheid (12%) antistoffen geabsorbeerd. Bij colostrum opname 6 uur na de geboorte wordt 66% van de antistoffen geabsorbeerd en na 12 uur 47% .
Bij kalveren die men bij de koe laat zuigen stelt men het eigenaardige fenomeen vast dat zij een hogere antistofabsorptie hebben dan handgevoederde kalveren, en dit bij dezelfde hoeveelheid opgenomen melk.
Hoeveel biestmelk heeft een kalf nodig
De totale hoeveelheid immunoglobulines die een kalf in de eerste 12 levensuren inneemt, zijn uiteindelijk bepalend voor het immunoglobulinegehalte van het bloedserum. De beste resultaten worden bekomen door 4 liter biestmelk toe te dienen binnen de eerste 6 uur. Een praktische vuistregel bestaat erin om binnen de eerste 6 uur een hoeveelheid die overeen stemt met 5 à 6 % van het gewicht van het kalf te verstrekken. Eenzelfde hoeveelheid nogmaals binnen de 12 uur na de geboorte. Zware kalveren hebben een hogere behoefte dan lichtere. De in het bloed geabsorbeerde antistoffen zullen het kalf gedurende de eerste levensweken beschermen. Hoe groter de antistoffen voorraad hoe langer de bescherming Ook na de eerste dag blijven antistoffen in de melk een beschermende en kiemremmende werking uitoefenen in het darmkanaal. Op probleembedrijven kan het aangewezen zijn om de eerste14 dagen een kleine hoeveelheid (bewaarde) biestmelk aan het rantsoen toe te voegen.
Een bijkomende voorwaarde voor bescherming is de verscheidenheid aan antistoffen in het colostrum. Een koe maakt slechts antistoffen aan tegen de ziektekiemen die ze in haar leven heeft tegengekomen. Vandaar dat colostrum van oudere koeien beter is dan colostrum van eerstekalfskoeien. Willen wij zeker zijn dat antistoffen tegen de belangrijkste ziekteverwekkers in de biestmelk aanwezig zijn, dan is vaccinatie in de tweede helft van de dracht aangewezen. Er kan gevaccineerd worden tegen diarrhee: Rota-, Corona- en Parvovirus, E. Coli; en enterotoxemie. Eventueel zelfs tegen griep (IBR, RSV, BVD). Gebruik echter nooit levend vaccin bij drachtige dieren. Er bestaan evenwel geen vaccins tegen alle ziekteverwekkers(oa Cryptosporidiose). Vandaar dat het interessant is om biestmelk (eerste melkbeurt) van oudere, eventueel extra gevaccineerde koeien toe te voegen aan de biestmelk van vaarzen. Let op! Indien Paratuberculose voorkomt op je bedrijf, mag je enkel biestmelk gebruiken van koeien die negatief getest zijn. Biestmelk gebruiken, afkomstig van een ander bedrijf met ongekend Paratuberculose statuut houdt serieuse risico's in. (Zie Paratuberculose) Biestmelk kan bewaard worden in de diepvries in gebruiksklare hoeveelheden van 0,5 à 2 liter. Het ontdooien en opwarmen tot lichaamstemperatuur moet evenwel steeds gebeuren op lage temperatuur (max. 40 ° C), namelijk in een warm waterbad. Geen water toevoegen ! Antistoffen zijn immers eiwitstructuren die bij verhitting boven 50° C denatureren ( stollen) en dan hun eigenschappen verliezen.
Voorzorgen
Met de kennis van wat voorafging kunnen we enkele maatregelen treffen om het infectiegevaar en de infectiedruk bij pasgeboren kalveren te minimaliseren. Hygiëne en colostrumtoediening zijn de sleutelwoorden!
- Zorg voor een propere, stofvrije kalvingsomgeving; eventueel aparte, vlot te reinigen stal of keizersnedebox.
- Zorg dat de koe zelf proper is, eventueel vooraf wassen.
- Zorg bij het manipuleren en verplaatsen van het kalf voor propere materialen (kruiwagen!) en een zuiver vers ligbed. Leg een pasgeboren kalf nooit op of in een bevuild of reeds gebruikt ligbed of kalverhok.
- Blijf met (vuile) vingers en handen uit de muil van het kalf!
- Ontsmet de navel met joodtinctuur en herhaal dit s'anderdaags nogmaals. Vooral bij stierkalveren. Controleer de navel na enkele dagen op eventuele ontstekingsverschijnselen.
- Hou de infectiedruk zo laag mogelijk. Hoe lager de infectiedruk, hoe minder antistoffen er verbruikt worden en hoe langer de voorraad strekt. Plaats daarom pasgeboren kalveren niet in de buurt of zelfde stal van oudere of volwassen dieren.
- Ideaal zijn afzonderlijke boxen voor moederdier en kalf (vnl eerste dag), of individuele kalverboxen of -hutten.
- Verstrek voldoende kwaliteitsbiestmelk binnen de 2 uur na de geboorte. Gebruik bij zwakke of slecht zuigende kalveren liever een slokdarmsonde dan een fles zonder speen. Bij ernstige verslikking ontstaat altijd een verslikkingspneumonie die dodelijk is. Let op; bij melktoediening via sonde of tube mag deze niet langer zijn dan de slokdarm zelf, anders komt de melk in de pens terecht in plaats van in de lebmaag.
- Voorzie steeds een kwaliteitsvolle biestmelkvoorraad in de diepvries.
- Verwijder zieke dieren onmiddellijk uit de stal en plaats ze in quarantaine. Voeder en verzorg zieke dieren als laatste en was en ontsmet daarna handen en kledij.
Extra aandachtspunten
Het Belgisch Wit Blauw ras vraagt omwille van zijn extreme bevleesdheid extra aandacht aan zijn fokkers.
Bij een gewone verlossing wordt de borstkas van het kalf bij de passage door het geboortekanaal flink samengedrukt. Hierdoor wordt in de luchtwegen eventueel aanwezig vocht en slijm grotendeels verwijderd, terwijl bij de expansie van de borstkas bijna automatisch lucht wordt aangezogen. Bij een keizersnede gebeurt dit niet, waardoor het aanbevolen is om de extractie van het kalf uit te voeren door middel van een hooggeplaatste katrol. Niet alleen vermindert dit de fysieke inspanning voor de dierenarts, maar laat het vooral toe om het kalf even met de achterpoten omhoog te trekken . Terwijl men de borstkas samendrukt, kan het eventueel aanwezige vocht of slijm uit de luchtwegen vloeien. Vocht of slijm dat in de luchtwegen achterblijft, kan de zuurstofuitwisseling ernstig verstoren.
Door de sterke spierontwikkeling is de behoefte aan vitamine E en selenium bij het BWB ras verhoogd. Vitamine E tekort leidt tot spiercelontaarding met vooral bij jonge dieren acuut hartfalen en plotse sterfte, bij oudere dieren subacute beschadiging vnl. van de skeletspieren. Plots vitamine E tekort wordt uitgelokt door intensieve spieractiviteit (lopen, drinken ). Regelmatige toediening van extra vitamine E en selenium is dan ook geen overbodige luxe bij snel groeiende dieren.
Vitamine A is noodzakelijk voor de weerstand van de slijmvliezen en komt eveneens in aanmerking voor extra supplementatie.
Besluit
De talrijke deelaspecten (voeding , verzorging , ziektepreventie) maken vleesveehouderij tot een boeiende bedrijfstak. Stielkennis en ervaring van de veehouder zijn factoren die samen met een professionele diergeneeskundige begeleiding de rendabiliteit van de onderneming gunstig beïnvloeden.