Een handleiding voor de moderne rundveehouderij

Die met de nodige kennis en praktijk ervaring de ecologische en economische uitdagingen van de toekomst aangaat.

5B Meetjesland Project

Economisch rendabele vleesproductie betekent groeikracht. Om selectie naar groeikracht snel te kunnen demonstreren, gebruikte dit project Embryotransplantatie (ET).

Economisch rendabele vleesproductie betekent groeikracht. Om selectie naar groeikracht snel te kunnen demonstreren, gebruikte dit project Embryotransplantatie (ET). Vijftig rundveebedrijven uit het Meetjesland kregen de kans een lot van 5 Belgisch Witblauwe (BWB)-embryo s te laten inplanten. Het doel van het project was velerlei: kennismaking met moderne fokkerijmethoden, aantonen van het nut van selectie van ouderdieren op basis van economische, objectieve parameters, praktische voorlichting in verband met het houden van vleesvee. Drie dierenartsen hebben het project van nabij opgevolgd: Raf Bombeek, projectbegeleider, Peter De Swaef, ET-team BEL 09 en Frank Coopman, assistent aan de dienst genetica, Faculteit Diergeneeskunde, Merelbeke.

Samenvatting projectinhoud

Het produceren van economisch verantwoord BWB fokmateriaal met behulp van embryo's van raszuivere witblauwe ouderdieren is een alternatief voor inseminatie van het ondereind van de veestapel op melkvee en vleesveebedrijven. Economisch verantwoord wil zeggen dat rendabele vlees- productie, het einddoel van elke vleesveehouder, moet mogelijk zijn.

De ouderdieren van de embryo's werden geselecteerd aan de hand van de lineaire beoordeling. De economische kenmerken gestalte, gewicht, beenwerk en afwezigheid van erfelijke gebreken waren de belangrijkste selectiecriteria. Bewust werd dus niet voor prijskamptoppers gekozen, maar voor economische donorkoeien. Alle uit het project geboren kalveren werden door de VRV (Vlaamse Rundveeteelt Vereniging) in het BWB stamboek geregistreerd. Frank Coopman van de dienst genetica van de faculteit Diergeneeskunde volgde de groeiprestaties van de kalveren tot de leeftijd van 18 maanden (vaarzen) of tot slachtdatum (stieren). Peter De Swaef evalueerde de technische resultaten van de Embryotransplantatie. Tijdens de looptijd van het project werden een tiental voorlichtingsvergaderingen georganiseerd voor de deelnemers en andere geïnteresseerden. Volgende onderwerpen kwamen aan bod: techniek van ET, economisch belang en kostprijs van ET, lineaire beoordeling van Witblauw Vleesvee, bedreigingen voor het BWB, toekomst van het BWB ras in een internationale context, vruchtbaarheid en ziekte- preventie op vleesveebedrijven, preventie en aanpak van BVD, opvang en opfok van het dikbilkalf.

Kwaliteit ouderdieren embryo's

De 250 embryo's die in het kader van dit project werden overgeplant, waren afkomstig van binnen en buiten het 5b-gebied Meetjesland. De embryo's waren afkomstig van topcombinaties van stiermoeders en fokstieren binnen VRV. De donorkoeien waren minstens twee generaties stamboek, geen inteelt op de stamboekkaart, gecertificeerd vrij van Brucellose, Tuberculose, Leucose en BVD, met via DNA-analyse bevestigde origine. Als objectieve en enige basis voor selectie werd de lineaire beoordeling genomen. De lineaire beoordeling (foto 3) is een gestandaardiseerde weergave van de volledige visuele kenmerken van een dier. Qua lineaire beoordeling waren de eisen: gestalte > 85 (stiermoedernorm 75), bespiering>84, Vleestype> 80, beenwerk > 92 (stiermoedernorm > 80), algemeen voorkomen > 75 en eindbeoordeling > 85.

De gebruikte stieren waren Haliba-VRV stieren met minstens 90 punten voor gestalte en 90 punten voor beenwerk en indien de stieren reeds getest waren moesten ze een positieve index hebben (foto 1).

Gemiddeld behaalden de 27 geselecteerde donorkoeien 90 punten voor gestalte (6 cm groter dan de norm voor eerste categorie), 88 voor bespiering, 83 voor vleestype, 95 voor beenwerk, 81 voor algemeen voorkomen en 88 voor eindbeoordeling (foto 2). Slechts 13 KI-stieren van Haliba-VRV haalden 90 punten voor gestalte (1.50m) en 90 punten voor beenwerk en werden geselecteerd. Er werden nog twee bijkomende eisen aan elke embryocombinatie gesteld. Om het voorkomen van witte vaarzenziekte te vermijden, mocht maximaal één ouderdier de witte haarkleur hebben. Om het probleem van inteelt minimaal te houden, mocht in de origine van het embryo drie generaties ver geen enkele maal dezelfde naam (vader) voorkomen.

Deelnemende bedrijven

Op 42 van de 50 deelnemende bedrijven wordt aan Kunstmatige Inseminatie gedaan. 8 bedrijven werken uitsluitend via natuurlijke dekking! Minder dan de helft van de bedrijven (17) doet aan vruchtbaarheidsbegeleiding, ofwel door de KI-dierenarts, ofwel door de bedrijfsdierenarts. De helft van de deelnemers had reeds ervaring met ET, meestal door het laten inplanten van embryo's. 33 bedrijven nemen deel aan stamboekwerking, hoofdzakelijk melkvee. Slechts op één bedrijf wordt het vleesvee lineair beoordeeld.

Op 12 bedrijven wordt tegen geen enkele ziekte preventief gevaccineerd. Een twintigtal bedrijven vaccineren tegen griep (IBR, RSV, BVD), enkele bedrijven vaccineren tegen longworm en diarree (Rota, Corona, Coli). Op 40 bedrijven wordt het jongvee ontwormd tijdens het eerste weideseizoen.

Bronstsynchronisatie ontvangsters

Aan de deelnemers werd gevraagd 8 ontvangsters beschikbaar te hebben. 9 bedrijven hebben speciaal ontvangsters aangekocht. Op 23 bedrijven gebeurde de bronstsynchronisatie door de bedrijfsdierenarts, 20 maal door de ET-dierenarts, 4 x door de KI-dierenarts. Synchronisatie gebeurde met behulp van Crestar-oorinplants (23), Prostaglandine-injectie (19) of Intravaginal Device (20). 20 ontvangsters werden ingeplant na natuurlijke bronst. Slechts op de helft van de deelnemende bedrijven konden de 5 voorziene embryo's in één keer worden ingeplant. Dit betekent dat van de 8 klaargezette ontvangsters er minstens 5 inplantwaardig waren (duidelijk geel lichaam op een van de eierstokken op dag 7 na de bronst). Op 19 bedrijven gebeurde de overplanting in twee keer. De ontvangsters waren overwegend vaarzen (259). Daarnaast werden 49 koeien als ontvangster aangeboden.

Drachtresultaten ET

De deelnemende veehouders konden vrij het ET-team kiezen dat op hun bedrijf de embryo's zou inplanten. Uiteindelijk werden de embryo's ingeplant door vier verschillende dierenartsen: De Swaef (215), Moyaert (25), De Ridder (5) en Maenhout (5).

Om het totaal budget van het project (4,5 miljoen BEF) rond te krijgen, moest 1,25 miljoen ingebracht worden door de deelnemende veehouders. Bij de aanvang van het project werd er van uitgegaan dat het overplanten van 250 embryo s zou leiden tot 125 drachtige ontvangsters. Per drachtige ontvangster (drachtcontrole door rectale palpatie drie maanden na overplanten embryo) werd aan de veehouder een forfaitair bedrag van 10.000 BEF gevraagd. Verder waren ook de kosten voor BVD-controle en bronstsynchronisatie van de ontvangsters ten laste van de eigenaar.

In totaal bleken 124 van de 250 ontvangsters drachtig te zijn drie maanden na inplanting. 2 bedrijven hadden 5/5 ontvangsters drachtig, 7 bedrijven 4/5, 16 bedrijven 3/5, 15 bedrijven 2/5, 8 bedrijven 1/5 en 2 bedrijven hadden geen enkele ontvangster drachtig. Gezien het feit dat slechts de helft van de deelnemende bedrijven voor de start van dit project minimale ervaring hadden met ET, kan dit resultaat als (zeer) bevredigend worden beschouwd. (Veel) minder gunstig is echter het grote verschil tussen het aantal drachtige ontvangsters (124), het aantal levend geboren kalveren (109) en het aantal nog levende kalveren 3 maanden na geboortedatum (slechts 90). Dergelijke graad van uitval is veel te hoog en hypothekeert voor de veehouder in belangrijke mate de rendabiliteit van de deelname aan dit project.

Oorzaken van uitval

6 dieren aborteerden tussen 3 en 8 maanden dracht. 5 kalveren werden te vroeg geboren, 4 kalveren werden â terme maar dood geboren, 12 kalveren werden levend geboren maar stierven binnen de 24 uren na de geboorte. 7 kalveren stierven tijdens de eerste drie levensmaanden (in brand gebleven, diarree, griep, ongeluk). 9 levende kalveren vertoonden een of ander erfelijk gebrek (spastische parese, kromme voor- of achterpoten. Dit is opnieuw een signaal dat erfelijke gebreken te sterk aanwezig zijn in de BWB-populatie en onverwacht opduiken, -ook bij streng op beenwerk geselecteerde ouderdieren-, en het inkomen van de veehouder negatief beïnvloeden.

Zes bedrijven hebben uiteindelijk geen enkel kalf overgehouden.

Evaluatie project door deelnemende veehouders

Vier op de vijf deelnemende veehouders zijn tevreden met de kwaliteit van de kalveren en zijn tevreden aan het project te hebben deelgenomen.

Deelname aan het project en aan de voorlichtingsvergaderingen werd als leerrijk ervaren, ook al viel het uiteindelijke resultaat op het eigen bedrijf soms tegen.

Bij het afsluiten van het project vonden 43 veehouders de voor de drachtigheden betaalde prijs (10.000 BEF) correct. 47 op de 50 deelnemers verklaarden zich akkoord met de doelstellingen van het project: selectie op basis van objectieve gegevens (lineaire beoordeling) en selectie op economisch kenmerken (gestalte, groeikracht, correct beenwerk, vermijden WVZ, vermijden inteelt).

De helft van de deelnemers verklaarde ooit een belangrijke witblauwe veeprijskamp te hebben bezocht. Op één na gingen zij niet akkoord met de manier waarop de prijskampen momenteel verlopen en waarbij luxe vleeskwaliteiten primeren op alle andere economisch belangrijke kenmerken.

Groeiresultaten ET-kalveren

Dierenarts Frank Coopman, zelf witblauw fokker, werkt als assistent aan de dienst Genetica van de faculteit diergeneeskunde in Merelbeke. Hij bereidt een doctoraal proefschrift voor over de selectie binnen het Belgisch Witblauw Ras. Hij werd bereid gevonden de geboren 5bM-ET kalveren op te nemen in zijn meet- en weegprogramma. Een van de doelstellingen van dit project was inderdaad om na te gaan of kalveren afkomstig uit embryo's wiens ouders geselecteerd werden op basis van de lineaire beoordeling (grote gestalte, correct beenwerk) effectief beter en sneller groeiden dan controlekalveren. Als controlekalveren werden witblauwe kalveren genomen die in dezelfde periode als de 5bM-ET kalveren op de bedrijven geboren werden.

De resultaten die u verder vindt zijn voorlopige resultaten. De mond- en klauwzeerepidemie heeft ook hier roet in het eten gegooid. De bedrijfsbezoeken tijdens dewelke de kalveren gemeten en gewogen werden moesten worden stopgezet tussen 21 februari 2001 en 28 mei 2001. Een groot aantal van de deelnemende bedrijven lag immers in de bufferzone die werd ingesteld na het uitbreken van mond- en klauwzeer in Nederland. Op 28 mei werden de controlebezoeken hervat. Nu het nieuwe weideseizoen echter bezig is, lopen veel vrouwelijke dieren buiten, wat het meten en wegen sterk bemoeilijkt.

Met de thans voorhanden zijnde gegevens kunnen er dus jammer genoeg geen definitieve besluiten gegeven worden. Om tot zinvolle resultaten te komen moeten de ET-kalveren worden gevolgd tot de slachtleeftijd (stieren) of tot op het moment dat ze drie maanden drachtig zijn. Wel kunnen een aantal tendensen worden weergegeven.

Meetgegevens VRV

De Vlaamse Rundveeteelt Vereniging zal de gegevens van de vrouwelijke en mannelijke dieren die lineair worden beoordeeld (vanaf de leeftijd van 15 maanden) eveneens overmaken aan Dierenarts Frank Coopman, zodat ook deze resultaten verwerkt kunnen worden in een wetenschappelijk eindverslag, dat pas einde 2001 wordt verwacht. Een gezamenlijk bezoek van de VRV-vleesvee-inspecteur en dierenarts Frank Coopman aan alle bedrijven om gezamenlijk de 5bM-ET dieren te beoordelen heeft omwille van de mond- en klauwzeerpreventiemaatregelen tot op heden nog niet plaatsgehad. Vermits bij de geboorteregistratie van de kalveren in het BWB stamboek het suffix 5bM-ET verplicht in de naam moest worden vermeld, zijn de uit dit project afkomstige dieren levenslang herkenbaar.

Meet- en weegprocedure kalveren

In de BWB worden schattingen (geboortegewicht) en metingen (schofthoogte en borstomtrek) gebruikt om het gewicht van de onderzochte dieren te benaderen. De grootste rechtvaardiging hiervoor is dat op lang niet alle rundveebedrijven een veebascuul aanwezig is. Daarnaast worden andere (zwakke) argumenten naar voren gehaald om metingen te verkiezen boven het (veel efficiëntere) effectieve wegen: de invloed van het al dan niet pas gevoederd zijn en de invloed van de vrucht bij drachtige dieren. Omdat ook in dit 5b-project niet alle deelnemende bedrijven over een bascule beschikten, en omdat alle dieren op een zelfde wijze moesten beoordeeld worden, werd ook hier gekozen om via het meten van bepaalde lichaamsmaten het gewicht te benaderen. De gemeten lichaamsmaten zijn schofthoogte, schouderbreedte, achterhandsbreedte en borstomtrek.

Via statistische methoden werden uiteindelijk modellen berekend die het mogelijk maken om het gewicht te berekenen van dieren waarvan alleen de lichaamsmaten gekend zijn.

Resultaten

Geboortegewicht : uit Frank Coopman's wegingen (+/- 1000 kalveren) blijkt dat het gemiddeld geboortegewicht van BWB kalveren ongeveer 51 kg bedraagt. In dit project is het gemiddeld geboortegewicht van de 5bM-ET kalveren 55,52 kg en dat van de controlekalveren 55,93 Kg, wat nagenoeg gelijk is. Volgens officiële gegevens van het Witblauw stamboek zou het gemiddeld geboortegewicht slechts 44 kg bedragen (42 kg voor vrouwelijke kalveren en 46 kg voor mannelijke).

Tussentijdse gewichten: op de leeftijd van 3 maanden zijn de 5bM-ET kalveren lichtjes zwaarder (120,73 kg) dan de controlekalveren (115,6 kg). Op de leeftijd van 7 maanden (201,7 kg t.o.v. 199, 37 kg) en op de leeftijd van 10 maanden (307,58 kg t.o.v. 285,52 kg) blijft er een gewichtsvoordeel voor de 5bM-ET kalveren, maar het verschil is niet significant.

Groeicijfers : de 5bM-ET kalveren hebben de neiging sneller te gaan toenemen in gewicht

Oorprong 5bM-ET Controle
Groei geb - 3 ma 710 gram 650 gram
3 ma - 7 ma 740 gram 690 gram
7 ma - 10 ma 1050 gram 940 gram
Geboorte - 10 ma 830 gram 750 gram

Schofthoogte: Net als bij de gewichten zien we bij de geboorte een gelijkaardige schofthoogte (73,37 cm voor de 5bM-ET en 73,22 cm voor de controlekalveren). Bij het ouder worden zijn de 5bM-ET kalveren echter significant groter op 3 en op 7 maand, en ook nog op 10 maanden (107,65 cm t.o.v. 105,72 cm) maar dan is het verschil niet meer significant.

Voorlopige conclusies groeiprestaties

De 5bM-ET kalveren zijn gemiddeld zwaarder en groter dan de controlekalveren. Het selecteren van ouderdieren op basis van hun gestalte heeft dus voor gevolg dat hun nakomelingen uiteindelijk groter zullen zijn en mogelijks ook zwaarder. Dat er alleen voor hoogtemaat significante verschillen zijn heeft te maken met de manier van selecteren binnen dit project: vaders en moeders minimum 90 punten voor gestalte. Dit betekent zes cm groter dan de norm voor eerste categorie: groter dan 1.50 m voor stieren en groter dan 1.38 m voor koeien.

Gewicht wordt echter ook bepaald door andere lichaamsmaten waarop niet geselecteerd is binnen dit project. Een rechtstreekse selectie op gewicht, door het invoeren van een systeem van regelmatige wegingen, te vergelijken met melkcontrole, kan ervoor zorgen dat er sneller vooruitgang zal zijn in groei en gewichtstoename. Er zal dan ook automatisch verhoging zijn van de stokmaat vermits zwaardere dieren groter worden. De hoge positieve correlatie tussen lichaamsgewicht en gestalte wordt op de verschillende leeftijden bevestigd.

(foto 3a en foto 3b).

Inschattingsfout

In het BWB is het de gewoonte om stieren te beoordelen op de fenotypische kwaliteit van hun pasgeboren kalveren. Stieren die weinig gevormde, lichte kalveren produceren worden door veel veehouders snel afgeschreven. De vraag is of dit niet voorbarig gebeurt. Lichte, niet extreem bevleesde kalveren groeien vaak zonder veel problemen op. Niets belet hun alsnog een hoog eindgewicht en een uitstekende conformatie te behalen. In dit project blijkt dat de zwaarste kalveren bij de geboorte in 50 % van de gevallen de zwaarste kalveren zijn op de leeftijd van 3 maanden. Op 7 maand is dat verband al niet zo duidelijk meer (38%). Van de kalveren die zwaarder zijn op drie maanden is er nog 75% bij de zwaarste dieren op 7 maanden.

Erfelijke gebreken

De aanwezigheid van erfelijke gebreken binnen het BWB is een publiek geheim.

Van alle kalveren die geboren werden binnen dit project bleken er 9 een erfelijk gebrek te vertonen, waaronder vier gevallen van spastische parese. Spastische parese is een erfelijke aandoening in een of beide achterpoten waarbij de achillespees bij het rechtstaande dieren verkrampt, waardoor het dier de achterpoot niet normaal op de grond kan plaatsen. In lichte gevallen kunnen de aangetaste dieren zonder operatie worden afgemest. Bij zware gevallen moeten van één of beide achterpoten operatief een aantal zenuwen worden doorgesneden, waardoor de kramp verdwijnt. Uiteraard zijn aangetaste dieren niet geschikt voor de fokkerij. Omdat het vaak de meest gevleesde dieren zijn die aangetast zijn, werd dit fokkerijverbod vroeger nog al eens omzeild. Dit uiteraard met nefaste gevolgen voor de afstammelingen uit dergelijke ouderdieren.

Naast spastische parese werden ook kromme voorpoten en kromme achterpoten aangetroffen bij vijf kalveren. Hoewel de minder erge vormen van deze afwijking spontaan of na tijdelijk inplaasteren herstellen, zijn deze afwijkingen ongewenst omdat zij de opfok van aangetaste kalveren veel arbeidsintensiever maken en gepaard gaan met hogere (dierenartsen)kosten. De stier Fervent du Chateau de Noirchain (origine Dandy du Tilleul x Acajou de Somme; lineaire beoordeling: 90 schofthoogte, 91.8 bespiering, 85 vleestype, 90 beenwerk en 85 algemeen voorkomen), nochtans één van de favorieten van de projectbegeleider omdat het de enige stier was uit de lijst waarvan de vader en de moeder zelf al aan de lineaire beoordelingsnormen voldeden die hier in het project werden vooropgesteld, was van vijf van de negen abnormale kalveren de vader. Dit maakt hem zeer verdacht (lees: eigenlijk ongeschikt) voor verder gebruik in de fokkerij.

Witte Vaarzenziekte

Bij het afsluiten van dit artikel waren er bij de vrouwelijke dieren nog geen gevallen van witte vaarzenziekte bekend. De oudste dieren werden reeds geïnsemineerd.

Slotmanifestatie

Bij de inschrijving voor deelname aan het project moesten de veehouders zich akkoord verklaren om op het einde van het project met minstens één ET-kalf aan een demonstratiedag deel te nemen. Deze demonstratiedag ging door op 4 september 2000 ter gelegenheid van de jaarmarkt van Bassevelde. 28 mannelijke dieren en 34 vrouwelijke dieren namen aan deze slotmanifestatie deel (foto 5). Aan de deelnemende veehouders werd gevraagd hun dieren helemaal te scheren. Het is immers zo dat de dieren optimaal de stalperiode ingaan (preventie van ademhalingsstoornissen door minder zweten en preventie van ectoparasieten zoals schurft en luizen) en het is ook zo dat hun vleeskwaliteiten het eerlijkst tot hun recht komen. Tevens werden er drie ET-donorkoeien tentoongesteld, waaronder twee koeien uit de top drie van de geselecteerde lijst. Vriend en tegenstander van het project kon die dag een groep groeikrachtige dikbildieren bewonderen, die weliswaar geen ereplaatsen zouden wegkapen op klassieke prijskampen, maar die wel iets zullen opbrengen in de portemonnee van de eigenaars (foto 4).

Besluit

Het project ET Witblauw Vleesvee, waarvan het Algemeen Boerensyndicaat de promotor was, was uiteraard te klein in omvang om wereldschokkende resultaten te boeken. Desalniettemin werden een aantal doelstellingen binnen dit voorlichtings - en demonstratieproject zeker gehaald:

  1. Aantonen dat het produceren van raszuiver witblauw fokmateriaal door middel van ET een alternatief kan zijn voor inseminatie van het ondereind van de veestapel, en dit zowel op melkvee- als op vleesveebedrijven. Aan dit project hebben quasi uitsluitend melk veebedrijven deelgenomen. Dit kan verklaard worden door het overaanbod vaarzen dat op de meeste gespecialiseerde melkveebedrijven aanwezig is. Daardoor werd de drempel voor deelname (Ç de ontvangsters hebben we toch È) aanzienlijk verlaagd. De deelname van een groot aantal gespecialiseerde melkveehouders kan een verklaring zijn voor de hoge uitval rond de geboorte (onvoldoende ervaring met niet-natuurlijke kalvingen, te laat uitvoeren van keizersnede, onvoldoende aandacht voor het pasgeboren dikbilkalf).
  2. Aantonen dat er door gebruik te maken van moderne fokkerijtechnieken (embryotransplantatie, lineaire beoordeling, gerichte paringen) op een snelle en economisch verantwoorde manier een veestapel kan worden opgebouwd die geschikt is voor rendabele vleesproductie.
  3. Nagaan of de selectie van raszuivere Witblauwe embryo's op basis van de lineaire beoordeling van de ouderdieren garanties kan bieden voor de kwaliteit van de nakomelingen. Het grote aantal vastgestelde erfelijke gebreken (10 %!) bij afstammelingen uit deze topcombinaties geeft aan dat deze problematiek binnen het witblauw ras prioritair op een wetenschappelijk verantwoorde manier moet worden aangepakt.
  4. Door het organiseren van praktijkgerichte voorlichtingsvergaderingen de rundveehouders informatie en nuttige tips geven om de rendabiliteit van hun bedrijf te verhogen. Volgens de begeleidende dierenartsen schort er op heel wat bedrijven nog een en ander aan het dierenmanagement (vruchtbaarheidsopvolging, preventieve vaccinatie tegen ademhalingsaandoeningen en diarree, BVD-problematiek, gerichte ontwormingsstrategiën, leverbotpreventie). Voor een vleesveebedrijf is elke verloren kg vlees een minopbrengst!
  5. Prijskampen nemen binnen het BWB ras van oudsher een zeer belangrijke plaats in. Uit een bij de deelnemers aan dit project uitgevoerde enquête blijkt dat 95% van de veehouders die het prijskampgebeuren kennen niet tevreden zijn met de manier waarop de prijskampen vandaag verlopen. De onduidelijke jurering en het feit dat blijkbaar luxe vleeskwaliteiten, die men meestal vindt bij de kleinste van de deelnemende dieren, primeren op alle andere economisch belangrijke kenmerken zijn daarbij steeds terugkerende opmerkingen. De slotmanifestatie met volledig geschoren dieren heeft aangetoond dat het ook anders kan.